Heb jij ook onzichtbaar werk?
De hele dag druk en aan het einde van de dag heb ik niets in handen. Kan ik niets vastpakken of in mijn tas stoppen. Ik kan thuis mijn verhalen niet opleuken met tastbare producten zoals een fris geschuurde tafel, zelfgemaakt jasje of een zelfgebakken cake. Mijn werk laat zich vatten in woorden, ervaringen en waarnemingen. Die ik kan vertalen naar ronkende verhalen. Dat dan weer wel.
Veel mensen hebben tegenwoordig onzichtbaar werk. Hoofdwerk. Handarbeid is grotendeels vervangen door hoofdwerk. Nog maar 10 procent van de Nederlanders werkt met zijn handen. En dat is best gevaarlijk. Het risico voor psychische overbelasting neemt daarmee toe.
Een wilde gok wat goed genoeg is
Want, hoe weet je wanneer je werk goed genoeg is? Hoe meet je dat? De kwaliteit van een product kan ondubbelzinnig worden gemeten en vastgesteld. Er zijn maten voor de lengte, kleur, energiegebruik, gewicht etc. van een product. Op deze manier is goed of fout duidelijk, net als te veel of te weinig. De kwaliteit van diensten is veel lastiger te meten. Bij hoofdarbeiders is er een enorm schemergebied van grijstinten als het gaat over goed of slecht werk.
Grenzeloos doorploeteren
Het kan altijd meer en beter. Je kan altijd meer vakliteratuur lezen, meer cursussen volgen, sneller, efficiënter, diepgaander werk leveren. Het gevaar schuilt hierin dat het grenzeloos is. De werkdruk en werkhoeveelheid neemt alleen maar toe, en als we niet opletten gaan we steeds harder ploeteren. Annegreet van Bergen schrijft hierover in haar boek ‘De lessen van burn-out’: “De mogelijkheden om hun werk te verbeteren zijn eindeloos. Daarom moeten we zelf grenzen stellen. Genoeg is genoeg. Maar wie weet in een wereld van opgeschroefde eisen nog wat genoeg is?”
De economie van de gebakken lucht
Omdat het best lastig is om te bepalen wat goed genoeg is met veel soorten hoofdarbeid, is het van cruciaal belang om jezelf goed te kennen en een soort innerlijk kompas te ontwikkelen. Dit innerlijke kompas kan dan dienen als je eigen meetinstrument in het oerwoud aan mogelijkheden. Tevens beschermt een goed beeld van jezelf en je (on)mogelijkheden je tegen het oplichterssyndroom. Mensen met het oplichterssyndroom denken dat het niet lang kan duren voordat iemand erachter komt dat ze eigenlijk niets kunnen. Dat ze bedriegers zijn in de wereld van de gebakken lucht. Het is wachten op de dag dat je door de mand valt.
Mensen die concrete voorwerpen maken hebben letterlijk het bewijs van hun vakmanschap in handen. Hoofdarbeiders met “onzichtbaar” werk hebben soms onvoldoende helder waar hun talenten en kwaliteiten liggen. En ook waar hun grenzen liggen. In dat geval wordt het tijd om jezelf te herijken.
Je identiteit onderzoeken en lekker klussen tegen de gebakken lucht
Zelf mag ik altijd graag in vakanties en andere vrije momenten iets tastbaars doen. Dat geeft enorm rust in het hoofd en direct een tevreden gevoel. Bijvoorbeeld een kast opruimen, koken of knutselen. Ook klus ik in huis (tafels schuren, kastjes lakken, ramen lappen en lampen ophangen). Ik raad dan ook iedereen met onzichtbaar werk aan om daarnaast iets tastbaars te doen.
En werk aan je innerlijke kompas. Leer jezelf kennen, onderzoek je eigen kleur. Ga op zoek naar je diepste waarden en drijfveren en breng deze bewust naar buiten. In het boek ‘Je binnenste buiten’ wordt dit werken aan je Professionele Identiteit genoemd. Hoe beter jij jezelf kent als mens en als professional, hoe steviger je blijft staan in een wereld die grenzeloos is en continu onderhevig aan verandering. En dat geeft rust, veerkracht en vrijheid. Dan kan je dansen in je vak, ook als het onzichtbaar is.